V. Moeilijkheden voor de Orde en de architecten
Een beknopte geschiedenis van de Belgische architecten en hun beroepsstructuren
Deel V.
Moeilijkheden voor de Orde en voor architecten
Indien architecten hun bureaus niet altijd optimaal beheren, geldt hetzelfde ook voor hun beroepsorganen. Deze vaststelling leidde ertoe dat de Orde twee opeenvolgende interne audits liet uitvoeren in 1990. Deze studies onthullen tekortkomingen in de werking op zowel de Nationale Raad als op provinciaal niveau en stellen oplossingen voor die de volgende voorzitters in praktijk zullen proberen te brengen, helaas echter met weinig tastbare resultaten.
Maar in hetzelfde jaar en om de Orde nieuwe middelen te geven, rekening houdend met de financiële moeilijkheden van veel confraters, stelt president Jan Ketelaer een nieuw systeem van bijdragen voor: het ene deel is vast en het andere is gemoduleerd volgens aanvragen voor bouwvergunningen (er moet aan herinnerd worden dat een paar jaar eerder een bijdrage vastgesteld op basis van een ereverklaring van inkomsten mislukt was).
De Raad van de Orde zal helaas kiezen voor een complex en administratief duur heffingssysteem van het gemoduleerde deel en zal nalaten vooraf de bestemming van de winst van de verwachte extra inkomsten te bepalen (waarvan een deel drie jaar later zal toegewezen worden aan de feestelijkheden voor de 30e verjaardag van de Orde). Als we de neiging van architecten toevoegen om uit principe de beslissingen van hun beroepsorganisaties te bekritiseren, is het niet verwonderlijk te zien dat 45 architecten onmiddellijk een collectieve brief sturen naar de voorzitter van de CNOA om terugbetaling van de gemoduleerde bijdrage te vragen en in het verlengde de oprichting van een opiniebeweging, het "Forum van architecten" (wiens statuten in januari 1991 gestemd zullen worden) welke een klacht indient bij de Raad van State.
In 1995 veroordeelt het arrest naar aanleiding van deze klacht het besluit niet ten gronde maar ten aanzien van de procedure (en met name het feit dat deze bijdrage niet door een begroting werd gemotiveerd). Als voorzorgsmaatregel zal de CNOA deze wijze van inning opgeven en de gemoduleerde delen van de bijdragen vergoeden. Het systeem van "getrapte" bijdragen die later wordt ingevoerd zal helaas niet langer hetzelfde sociale karakter hebben als de gemoduleerde bijdrage, wat later door veel architecten betreurd zal worden.
Maar de beroepsinstanties zullen nog aan veel kopzorgen hebben aangezien in 1992 de Europese Richtlijn 57/92/EG gestemd wordt, die de minimumvereisten voor het beheer van de veiligheid, de gezondheid en het welzijn bepaalt voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen.
Een jaar eerder nam een commissie bestaande uit leden van de Orde en beroepsgroepen al deel aan het werkzaamheden van het Ministerie van Werkgelegenheid en Arbeid aangaande de omzetting van deze richtlijn in Belgisch recht, maar deze deelname zal uiteindelijk weinig invloed hebben op de inhoud van de nieuwe Belgische regelgeving.
In deze periode moet de oprichting van de "Vlaamse Overleg" gesitueerd worden (een orgaan dat regelmatig de vertegenwoordigers van de Vlaamse vertegenwoordigers van de Orde en beroepsverenigingen samenbrengt en dat een eerste stap vormt naar een regionalisering van de Orde) en in 1992 de oprichting van de Orde van Raadgevende Ingenieurs en Ingenieursbureaus van België. Deze nieuwe entiteit ORIB genaamd (een naam die door een van haar voorzitters te "afschuwelijk" wordt geacht) zal drie jaar later de ORI worden en haar naam "Orde" inruilen voor die van "Organisatie".
Het Europa van architecten komt tot stand
Terwijl Europese architecten al regelmatig maar informeel bijeenkwamen binnen de CLAEU, besloten Spanje en Frankrijk in 1988 om de Architects’ Council of Europe (ACE) op te richten, die een toenadering mogelijk zou moeten maken tussen de Ordes van de architecten van verschillende Europese landen met een dergelijke structuur. Merk op dat het ook in 1988 was dat de EUROPAN Europese ideeënwedstrijd werd gelanceerd voor architecten jonger dan 40 jaar en gericht op de verdieping van het denkwerk op het gebied van huisvesting en stedebouw.
Het zal nog twee jaar duren voordat de Architects' Council of Europe (ACE), die de CLAEU en CEA opvolgt, op 11 mei 1990 in Treviso wordt opgericht en deze voortaan vervangt.
Sommige voormalige leden van CLAEU (met name bepaalde landen die geen instanties hebben van het ordinale type) zullen tegelijkertijd de CLAI (Liaison Committee of Independent Architects) oprichten om de CLAEU-verbindingsfunctie tussen lidstaten van de ACE en niet-leden te behouden. Dit informele orgaan zal geleidelijk haar nut verliezen en verdwijnen wanneer alle landen van de Europese Unie (evenals enkele EVA-landen) tot de ACE zijn toegetreden.
Als we het hebben over de constructie van het Europa van de architecten moeten we het belang van de lancering van het Europese ERASMUS-uitwisselingsprogramma in 1990 niet vergeten.
Maar dat is nog niet alles, want in Oost-Europa verscheen de Architects’ Council of Central and Eastern Europe (ACCEE) in 1992 en in 1995 het Europese hoofdstuk van het machtige American Institure of Architects (AIA), een afdeling die Amerikaanse architecten die in Europa werken en enkele Europese architecten die in de VS werken samenbrengt.
Er worden ook meer specifieke betrekkingen tussen bepaalde landen tot stand gebracht, met name met de ondertekening van het EUROKA-handvest van partnerschap in 1993 tussen de nationale of regionale ordes van de zeven grensregio's van Saarland en de deelstaten Rijnland-Palts, de provincies van Luik en Luxemburg, het Groothertogdom Luxemburg en de regio's Elzas en Lotharingen. In hetzelfde jaar worden een dertigtal Bulgaarse architecten in Charleroi warm verwelkomd op initiatief van Jacques Depelsenaire (onlangs verdwenen): er worden voor hen kantoorbezoeken en cursussen in verband met de vrije beroepen georganiseerd (de Nederlandstalige architecten leggen ook soortgelijke contacten met de Baltische landen).
Nog een ander initiatief: eind jaren negentig nemen afgevaardigden van de Conseil du Brabant francophone (en in mindere mate die van Vlaams-Brabant) actief deel aan de activiteiten van ARCE, de vereniging van architecten van de hoofdsteden van Europa, die regelmatig en informeel de afgevaardigden van de betrokken ordes en verenigingen samenbrengt.
En tot slot wordt in juli 2000 het "Europees Forum voor architecturaal beleid" (FEPA) in Parijs gelanceerd, dat vertegenwoordigers van ministeries, beroepsinstanties en culturele instellingen samenbrengt en tot doel heeft de uitwisseling van standpunten en ervaringen aan te moedigen alsmede concrete acties en gemeenschappelijke hulpmiddelen te ontwikkelen.
Nieuwe diensten en nieuwe beslommeringen
Ondanks deze veranderingen in het nationale en internationale landschap wordt meer concrete dienstverlening niet uit het oog verloren: zo begint de Nationale Raad van de Orde in 1992 met de publicatie van haar "Groene Kaft" die de referentieteksten van het beroep verzamelt (een nuttig document dat sindsdien helaas stopgezet is). Een jaar later verschijnt de nummer 1 van Architext, het nieuwe CNOA-informatieblad dat A+ News vervangt.
In 1993 lanceerde CNOA-president Bert Robaye het project om een Nationaal Architectuur Instituut (INA) op te richten waarin alle componenten van het beroep worden samengebracht (Orde, verenigingen, onderwijsinstellingen en culturele organisaties). Om dit project voor te bereiden zal een overleg tussen de Orde en de FAB, COLOCO (Coördinatie-Logistiek-Communicatie) genaamd, een grondig onderzoek uitvoeren naar de bestaande professionele structuren, maar de INA zal het daglicht niet zien vanwege de gebruikelijke kerktorenmentaliteit die altijd al zoveel genereuze initiatieven geblokkeerd heeft.
Het jaar 1993 biedt de Orde ook de gelegenheid om heel wat evenementen te organiseren ter gelegenheid van haar 30-jarig bestaan.
Op een feest georganiseerd door de Brabantse Raad ontvangen een reeks architecten voor het eerst de titel van Cadet of Laureaat van de Arbeid. Georges Vranckx ontvangt zelfs de titel van Eredeken van de Arbeid als erkenning voor zijn belangrijke inzet voor de verdediging van het beroep, zowel nationaal als internationaal. Dit initiatief onder impuls van Yves Castiaux, die elke 5-6 jaar herhaald had moeten worden, wordt pas in 2006 hernieuwd.
De CNOA blijft zeer actief gedurende deze periode gezien zij de "Aanbeveling betreffende de toepassing van artikel 15 van de deontologische code" (verplichte verzekering) goedkeurt en in 1994 (op initiatief van Jan Ketelaer) "Het beroep van architect in België - Economisch profiel" publiceert op basis van een onderzoek uitgevoerd binnen het beroep en dat een grote hoeveelheid interessante en onuitgegeven data bevat.
Maar architecten moeten externe bedreigingen blijven trotseren, zij het op nationaal niveau met de oppositiecampagnes tegen de administratie stedebouw en ruimtelijke ordening in de provincies Namen, Luik en Luxemburg, en vervolgens in Waals-Brabant of op Europees niveau met de reactie van de ACE op het zeer bekritiseerbare rapport Atkins "Strategic Study on the Construction Industry" in opdracht van de Europese Commissie.
Een jaar later zullen er nog alarmerende geruchten circuleren over een gevaarlijk Belgisch wetvoorstel over de bescherming van klanten van architecten, terwijl een marketingcampagne van het ingenieursbureau Tractebel door veel architecten slecht onthaald wordt omdat ze van mening zijn dat architectuur voorgesteld wordt als een bijkomstig gadget bij de engineering studies.
In 1994 maken verschillende Brusselse architectenbureaus het voorwerp uit van een onderzoek naar sommige van hun werknemers beschouwd als "nep-zelfstandigen" en worden ze met zeer hoge boetes bedreigd: er zullen informatiesessies georganiseerd worden en de Orde zal haar juridische ondersteuning bieden aan de betrokken confraters.
Dit jaar was ook het jaar van de "Verordening inzake gemeubelde appartementen in het Brussels Gewest": bedoeld om sanitaire problemen van koten en vooral van huisvesting voor immigranten op te lossen, deze verordening vertrouwt de controle toe aan bereidwillige architecten die volgens een officiëel barema worden betaald .
Slecht opgesteld zal het snel herzien worden, met name na kritiek van de UPA-BUA en na reacties van de Brusselse universiteiten, grote aanbieders van gemeubelde woningen. Het zal in 2000 een stille dood kennen zonder ooit echt toegepast te zijn.
De behoefte aan een snelle reactie op dergelijke situaties had de architecten in elk geval overtuigd om zich op regionaal niveau te structureren, en in 1993 kwam ARCH-B, een contactgroep omtrent Brusselse stedebouw, tot stand welke vertegenwoordigers van raden en beroepsverenigingen in de regio verzamelt.
Een nieuwe bekommernis vormt voor architecten op dat ogenblik nog een uitdaging: humanitaire actie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de vereniging "Architecten zonder Grenzen België" (ASFBe) twee jaar later geboren wordt. In de loop van de jaren zal het verschillende projecten uitvoeren, zowel in het buitenland als in België (met in het bijzonder de overstromingen van de Maas), maar ze zal zich vooral op de Vlaamse kant terugplooien.