Naar inhoud

UPA-BUA Union Professionnelle d'Architectes
Beroepsunie Van Architecten

II. Oorlogen en de naoorlogse periode

Een beknopte geschiedenis van de Belgische architecten en hun beroepsstructuren

Deel II.

 

Architecten voorzien zich van beroepsmiddelen

Vanaf het einde van de negentiende eeuw organiseert de Société Française d’Architecture in haar gebouwen in Parijs een materialenmuseum en een kaartensysteem door architecten geschreven over nieuwe materialen die op de markt komen. Dit soort praktisch initiatief zal later worden overgenomen en verder ontwikkeld door de beroepsverenigingen die vaak de functies van vakbond en mutualiteit combineren en zich ook bezighouden met het informeren en het "permanent onderwijs" van hun leden.


Bij ons werd in 1928 een professionalisering van deze diensten gerealiseerd met de oprichting van de OREX, op initiatief van de SCAB om "de architecten te beschermen tegen de risico's die inherent zijn aan de gebruikte materialen". Deze instantie is verantwoordelijk voor het uitvoeren van controletests en experimenteel onderzoek naar materialen en bouwprocessen. Het hoofdkantoor bevindt zich in het gebouw van de SCAB, terwijl de kantoren en werkplaatsen zich bij de ULB bevinden.
Vier jaar later ziet het Centre d'Information en Matière Architecturale (CIMA) het licht. Het wordt gesponsord door de FAB en werkt nauw samen met OREX.
Op gebied van beroepsondersteuning werd in 1934 het Controlebureau SECO (onder de naam "Bureau Securitas") opgericht onder de vorm van een coöperatie door vertegenwoordigers van architecten, raadgevende ingenieurs en aannemers.

Het moet gezegd worden dat na het einde van de Eerste Wereldoorlog veel nieuwe materialen en nieuwe technieken opkomen of ontwikkeld worden, zoals bijvoorbeeld gewapend beton. Er moet ook aan herinnerd worden dat de berekening van beton niet meteen opgenomen werd in de opleiding van toekomstige burgerlijk ingenieurs, wat leidt tot de opkomst van een generatie autodidactisch betonberekenende architecten die zichzelf ten dienste stellen van bedrijven.
Deze nieuwe technieken, in combinatie met de verdwijning van vele ambachtslieden (gestorven op het slagveld) en de ontwikkeling van de modernistische stroming, zullen leiden tot ingrijpende veranderingen in de bouwkunst.
Zo werd in 1931 de "Boerentoren", het eerste torengebouw in België, in Antwerpen gebouwd.

Op het gebied van sociale bescherming hebben onze Franse buren in 1931 de Mutuelle de l'Association provinciale des architectes français opgericht, die in 1936 Mutuelle des Architectes Français (MAF) wordt door zich open te stellen voor alle leden van een architectenvereniging.

 

Er komen nog steeds nieuwe beroepsverenigingen bij

Het jaar 1932 zag de oprichting van de (Koninklijke) Beroepsvereniging der Architecten gediplomeerd in de Hogere Architectuurinstituten Sint-Lukas in België (BUA). Deze vereniging, opgericht op initiatief van Willy Van Hove, had in eerste instantie tot doel een alumnivereniging te zijn. Nadat dit initiatief door de Broeders, die het als een 'bolsjewistische' afdwaling zagen, verworpen was, nam het vanzelfsprekend de vorm aan van een echte beroepsvereniging die onafhankelijk was van onderwijs.
Ze zal zichzelf echter als zodanig moeten bewijzen tegenover haar collega's en dit dankzij haar acties ten dienste van het beroep.
Een van de eerste initiatieven is dus de oprichting van de Bouwbeurs (http://mamaisondepapier.be/site/wp-gallery2.php?g2_itemId=5889) in 1937, wat de oorsprong zal zijn van het UPA-BUA Borderel van Eenheidsprijzen (dat nog steeds gepubliceerd wordt).

Er ontstaan echter nog steeds echte alumniverenigingen aangezien in 1936 de Société des Architectes diplômés de l'Académie royale des Beaux-Arts de Bruxelles (SADBr) opgericht wordt. Ook ontstaan er nog andere verenigingen die architecten interesseren, zoals de Associatie van Belgische Experten (ABEX) in 1933, terwijl nieuwe beroepsverenigingen verschijnen als in 1938 de Architectes de l'Arrondissement de Mons (AAAMs). ) en de vluchtige "Conferentie van jonge architecten van Brussel" (die in 1943 zal verdwijnen).

De FAB waarin de meeste van deze nieuwe verenigingen zijn opgenomen publiceert op 12 juli 1934 een boekje met de "Rechten en beroepsplichten van de architect en het barema van minimumhonoraria" dat gedeponeerd is bij de griffie en openbare besturen, de kamers van koophandel en de arbitragekamers van de bouw. Deze tekst is goedgekeurd door 13 van de 17 bedrijven die deel uitmaken van de FAB.

In 1933 moeten we ook de visionaire maar vandaag vergeten aanpak vermelden van de oprichting van het "Centrum voor Bouwdocumentatie" op initiatief van de Koninklijke Vereniging van Architecten van Brussel (ARAB), de Chambre Syndicale des Architectes de Belgique (CSAB) (CSAB), de Société Belge des Urbanistes et Architectes Modernistes (SBUAM) en de UPA-BUA. Dit centrum, gehuisvest in een groot herenhuis in de Wetstraat (waar de vier verenigingen gevestigd waren), omvatte vergaderzalen, een conferentieruimte, een materialenbibliotheek, een reproductiedienst voor plannen en op de begane grond, een permanente tentoonstelling van bouwmaterialen en -producten.

Dit ambitieus initiatief wordt helaas tijdens de oorlog opgegeven door de architecten. Na de bevrijding zullen het Verbond der Belgische Nijverheid (VBN-FIB), de FAB en de Nationale Confederatie Bouw (NCB-CNC) op initiatief van architect L. De Vestel en de Hoofdingenieur van Openbare Werken in 1948 en onder het beschermheerschap van het Ministerie van Openbare Werken het "Belgisch Centrum voor Bouwdocumentatie" (CEDOC) stichten, dat zijn gebouwen in de Stoofstraat zal vestigen. Deze organisatie (die tot eind jaren 60 zal voortduren) zal een systematische inventaris van producten en normen opstellen en zal voorstellen om een nationaal lastenboek te ontwikkelen om "de 187 bestaande bestekken" (sic) te vervangen. Elf jaar later, in 1959, zal Georges de Vestel de Internationale Tentoonstelling van de Bouw lanceren (die vanaf 1973 Batibouw zal heten).

In het verlengde van het Belgisch Centrum voor Bouwdocumentatie ontstond de publicatie van de eerste editie van het "Belgisch Centrum voor Bouwdocumentatie" in 1943, ook een initiatief van Willy Van Hove. Deze bindmap die de documentatie van CoBo-systems voorafgaat zal twee nieuwe edities hebben in 1951 en 1959.

 

1936 en 1939: de Belgische architecten hebben eindelijk een eenvormig diploma en verkrijgen het monopolie

In 1929 wordt een belangrijke wet afgekondigd op de harmonisatie van academische (universitaire) graden die ingenieur-architecten inschrijft bij de negen erkende wettelijke graden van civiele bouwtechniek. In hetzelfde jaar begon de Universiteit van Luik ook dit soort opleidingen te organiseren.

Op het XIVe Nationaal Congres van Architecten georganiseerd door de FAB in juni 1930 in Luik vond het idee van het juridische diploma zijn weg en wordt een rapport over de reorganisatie van het onderwijs voorgedragen. Een jaar later diende de FAB bij het ministerie een nieuw project in voor de organisatie van het architectuuronderwijs.

Er dient opgemerkt te worden dat in Frankrijk tussen 1933 en 1938 ook een reeks wetsvoorstellen of wetsontwerpen inzake de bescherming van het beroep van architect (Brandon, Vaillant-Couturier, Berlioz, Zay) voorgesteld wordt, wat echter faalt bij gebrek aan overeenstemming binnen het beroep.

In 1933 toont de minister Yernaux interesse in de kwestie van het architetectendiploma en benoemt hij een commissie bij ministerieel besluit, maar een jaar later stelt men vast dat dit project na vervanging door de minister Bovesse op een laag pitje wordt gezet en dat de Commissie niet meer samenkomt. In december besloot de SBUAM de kwestie van de bescherming van het beroep te bestuderen (de SBUAM was de Société Belge des Urbanistes et des Architectes Moderniste die rond dezelfde tijd werd opgericht als de CIAM-beweging en in 1971 opgenomen wordt door de SCAB).

In januari 1935 stelt de UPA-BUA tijdens een sessie van "L’Entente" voor een commissie aan te wijzen voor de studie van de bescherming van de titel, terwijl de SBUAM het werk dat ze reeds realisserde ter beschikking van “L’Entente”. Deze nieuwe commissie werkt er hard aan en dient haar rapport in april in bij de FAB: het bevat de toelichting, het wetsontwerp, het huishoudelijk reglement en de aangepaste erecode (een snelheid waarvan je alleen kan dromen vergeleken met de traagheid van de huidige besluitvorming!). Het is eigenlijk een project om een orde van architecten op te richten die het beroep organiseert en de titel beschermt.

Deze talrijke acties zullen niet nutteloos zijn geweest gezien op 5 mei 1936 het Koninklijk Besluit gestemd wordt dat het architectuuronderwijs organiseert en dat bijna volledig de voorstellen van FAB volgt. Het voorziet in een eenvormig diploma van architect dat de voltooiing van lagere middelbare studies vereist en waarvan de opleidingsduur 5 jaar bedraagt (+ 2 jaar voor degenen die hun hogere gemiddelde studies niet voltooid hebben). Merk ook op dat het tevens in 1936 is dat het beroep van landmeter nu toegankelijk is via de Centrale Examencommissie die het diploma van Landmeter-Onroerend Goed Expert aflevert: veel architecten van deze generatie zullen dit pad ook volgen bovenop hun architectuuropleiding.

Maar de strijd om erkenning van het beroep is nog niet voorbij want in 1937 introduceerde de minister van Openbaar Onderwijs Hoste de eerste wet die zal leiden tot de wet van 1939.
Het was in feite pas in februari 1939 dat de wet op de bescherming van de titel en de uitoefening van het beroep van architect aangenomen wordt: onderwijsinstellingen worden goedgekeurd voor de afgifte van de titel en een goedkeuringscommissie wordt opgezet om praktiserende architecten te registreren (het zal zijn werkzaamheden in 1946 voltooien).

Noteer dat een jaar eerder de wet op de bescherming van de titel van ingenieur (de graad van burgerlijk ingenieur wordt toegekend aan afgestudeerden van de vier Belgische universiteiten en de Polytechnische faculteit van Bergen) en dat een initiatief van de SCAB van de Eerste Minister het principe bekomt dat plannen van nieuwe administratieve gebouwen die de regering overweegt aan een wedstrijd onder architecten onderhevig zijn.

 

Oorlog en de dynamiek van de naoorlogse periode

De oorlogsjaren die volgen zullen dit momentum uiteraard vertragen, maar zullen de architecten alweer in staat stellen na te denken over de toekomst na de oorlog.
De beroepswerking werd hervat in 1949 met het decreet van de Regent die de "Hogere Instituuten voor Architectuur" creëerde (ter vervanging van de "secties voor architectuur"): studies zullen nu binnen 5 jaar na de humaniora plaatsvinden.

Maar de nieuwe dynamiek manifesteert zich ook in het associatieve veld waar we getuige zijn van de oprichting in 1951 van de Unie van Rijksarchitecten en Openbare Diensten (de UAESP, die de Unie van Architect Ambtenaren (UAA) wordt in 1988 maar helaas zal verdwijnen aan het einde van de jaren negentig), in 1953 van het Nationaal Architectenverbond (NAV) en in 1956 van de Association des Architectes de la Province du Luxembourg (AAPL).

Bovendien verleende een officieel besluit van 13 augustus 1954 aan de FAB, dat toen uit 17 leden bestond, de titel van "Koninklijke Federatie".

1954 is een voorspoedig jaar omdat het "Huis der Architecten" als v.z.w. wordt opgericht. Dit gebouw op de Ernest Allardstraat 21 gebouwd op initiatief van Willy Van Hove, oprichter van de UPA-BUA en voorzitter van de FAB, zal in juni 1956 aan deze twee verenigingen worden overgelaten.

Op het gebied van architectuuronderwijs werd in hetzelfde jaar de Limburgse Provinciale School voor Architectuur opgericht, terwijl twee jaar eerder het staatssnetwerk de Antwerpse Academies overnam die de NHIBS werd.

Aangaande dienstverlening voor het beroep publiceert de FAB in 1959 een derde editie van de "Erecode en Barema" die vrijwel overal in België wordt aangenomen maar die op dat moment nog niet verplicht is.

Een jaar later is het de oprichting van de Technische Commissie van de Bouw die alles coördineert met betrekking tot de voorschriften en de certifiëering (deze commissie werkt tot 1989 en wordt heropgestart in 1998) en vooral van het Wetenschappelijk en Technisch Centrum van de Bouw (WTCB), onder impuls van de Nationale Confederatie Bouw en dankzij de middelen vrijgegeven door het wetsdecreet "de Groote" (in Frankrijk was de overeenkomstige instantie - de CSTB - al in 1947 opgericht) .

In 1961 wordt de FIVB (Federatie van Vrije en Intellectuele Beroepen van België) opgericht waarin nu vertegenwoordigers van architecten zitten en het jaar daarop ziet de verzekeringsmaatschappij voor architecten AR-CO het licht onder de vorm van een coöperatieve vennootschap. Haar oprichting is het resultaat van het initiatief van verschillende professionele organisaties.