Naar inhoud

UPA-BUA Union Professionnelle d'Architectes
Beroepsunie Van Architecten

IV. Europa en de vruchtbare jaren

Een beknopte geschiedenis van de Belgische architecten en hun beroepsstructuren

Deel IV.

 

Het statuut van de leraren wordt ook gewijzigd, aangezien een jaar eerder de wet op de begrotingsvoorstellen 1976-1977 de combinatie van betaalde beroepsactiviteiten met onderwijstaken verbood boven een bepaald inkomensniveau: deze bepaling die beroepsmensen uitsluit in het onderwijs, zal jarenlang sterk bekritiseerd worden omdat het tot sclerose leidt van het architectuuronderwijs. Men zal tot 2006 moeten wachten om het afgeschaft te zien.

Maar de politiek vergeet haar plan niet om dit erg verspreide onderwijs te rationaliseren: het Koninklijk Besluit nr. 460 van 17 september 1986 eist dat de architectuurinstituten minstens 100 studenten hebben voor de twee kandidaturen (50 studenten in het geval van de laatste school van een netwerk). Deze wijziging heeft als een direct gevolg de (officiële) fusie van de twee ISA Saint-Luc uit Wallonie en de drie Academies (die het intercommunale ISA vormen) om niet te moeten verdwijnen. Deze verschillende instituten zullen in feite min of meer onafhankelijk blijven opereren maar in moeilijkere omstandigheden (behalve misschien met betrekking tot ISA Victor Horta uit Brussel, dat wordt gehuisvest op de campus van de ULB).

Aan Vlaamse kant, zien we ook het ietwat gedurfde initiatief van de Universiteit Gent om een licentiaat architectuur (verschillend van de opleiding van ingenieur-architecten) in het leven te roepen ter vervanging van de Academie van Gent, die is verdwenen als gevolg van deze herstructureringen. Dit niet officieel erkend licentiaat moet kort daarna verdwijnen.


De opbouw van het Europa van architecten

Het idee van een Europa van architecten is vrij oud, aangezien in 1957 al een eerste project van de "Europese richtlijn voor architecten" werd opgestart op initiatief van de commissaris de Crayencour. Dit project zal worden getorpedeerd door de ingenieurs, maar het zal uiteindelijk leiden tot de "Architecten"-richtlijn van 1985.

In afwachting van de politieke beslissingen zullen de architecten besluiten regelmatig bijeen te komen om informatie uit te wisselen en gecoördineerde acties te organiseren dankzij de oprichting, in 1970, van het Liaison Committee of the Architects of the United Europe (CLAEU) met onder meer als doel overeenstemming te bereiken tussen de vertegenwoordigers van elke lidstaat over de opleiding en de beroepskwalificaties.
Merk op dat het 15 jaar zal duren om de oprichting van de European Council of Civil Engineers (ECCE) en de Europese Raad van Stedebouwkundigen (CEU) in 1985 te zien.

De wereld van architectuuronderwijs volgt met de oprichting van de European Association for Architectural Education (EAAE), waarmee de onderwijsverantwoordelijken hun standpunten kunnen uitwisselen en een netwerk kunnen vormen. Dit initiatief volgt op een seminarie op 10 maart 1975 dat resulteerde in de oprichting van een discussiegroep die verschillende keren onthaald werd door J.-F. Mabardi in Louvain-la-Neuve. Het EAAE zal op 11 december 1987 officieel opgericht worden in Brussel als organisatie zonder winstoogmerk.

Architectuurstudenten zullen zich verenigen met de oprichting van de "European Architecture Students Assembly" (EASA) na een uitnodiging in 1981 door architectuurstudenten in Liverpool van andere Europese studenten om na te denken over problemen van hun stad. Sindsdien organiseert de EASA elk jaar een thematische vergadering in een verschillende stad in Europa, waar 400 tot 500 mensen samenkomen.

Dankzij het werk van CLAEU wordt 1985 het jaar van de belangrijke Europese "architectenrichtlijn" (85/384 / EEG): het is een sectorale richtlijn - wat vrij zeldzaam is - die bepaalt dat alleen de titels architecten en burgerlijk ingenieurs nu toegang geven tot het architectenberoep in Europa. In het kielzog zal de Europese Commissie het "Advisory Committee on Education and Training in the Field of Architecture" (ACET-CCFA) instellen dat verantwoordelijk is voor de goedkeuring van architectuuropleidingen die nu op Europees niveau worden erkend.
Een jaar later geeft de Verklaring van Valencia aanbevelingen over de opleiding van architecten (zes jaar studie, universitair niveau, praktische opleiding en aanvullende beroepservaring, specificiteit, enz.), waarvan sommige vandaag nog steeds niet gehaald zijn en nog steeds onderwerp zijn van veel debatten in de Raad van Architecten van Europa (ACE-CAE).


Productieve jaren

Met de evolutie van de bouwpraktijken worden architecten steeds vaker geconfronteerd met een nieuwe soort concurrentie: de sleutel-op-deur, die in 1971 al geleid had tot de afkondiging van de wet Breyne. Om deze concurrentie tegen te gaan hebben de Franse architecten van de UNSFA het idee om in 1981 het systeem van Architecten-Bouwers op te zetten, met toestemming van de Orde.
Het volgende jaar viert de UPA-BUA haar vijftigste verjaardag onder de dynamische impuls van haar nieuwe president Yves Castiaux en organiseert ze een grote conferentie in Hélécine waarbij ze dit initiatief bekend maakt bij de Belgische architecten. Meer is er niet nodig om de beweging van Architecten-Bouwers (A-B) in 1984 in België op te starten. Deze nieuwe alternatieve praktijk zal natuurlijk tegenwind krijgen van algemene aannemers, maar ook sommige architecten. Ze zal zich echter verder ontwikkelen maar op een relatief beperkte schaal.

Het begin van de jaren tachtig blijkt achteraf heel productief gezien op 14 januari 1982 de academische sessie van de stichting van het Nationaal College van Deskundigen-Architecten (NCDAB), een jaar later vindt de oprichting in Marrakech van het Internationaal College van Deskundigen-Architecten plaats (waarin verschillende Belgische architecten, waaronder Robert Doyen, een belangrijke rol gespeeld hebben).

Op 30 september 1982 werd het bedrijf "Architectes-Services" opgericht, onder auspiciën van de FAB. Het zal groepscontracten aanbieden voor beroepsverzekeringen of voor het drukken van werfborden die nu door de Orde verplicht zijn (maar deze verplichting zal, zoals zoveel anderen, nooit echt gerespecteerd worden).
Twee jaar later, in 1984, werd ARCHINTER geboren: deze vereniging, die de FAB en de Orde samenbrengt, is verantwoordelijk voor de coördinatie en ontwikkeling van internationale betrekkingen van haar leden op het gebied van architectuur (helaas dient toegegeven dat deze ambitieuze doelstellingen nooit echt gerealiseerd zullen worden).

Belgische architecten lopen ook voorop met nieuwe vormen van communicatie met de lancering in 1984 van de Bouw Informatie Bank (BIB). Deze technisch-commerciële database, onder patronage van de FAB en gecreëerd door en op initiatief van Marcel Reymen (lid van de raad van bestuur van de UPA-BUA) zal op de 5e verdieping van het Architects’ House gehuisvest worden. Gedurende een periode van tien jaar zal de BIB microfiches, indexkaarten en geautomatiseerde bestekken produceren, voornamelijk voor jonge architecten. De implementatie ervan zal ook aan de basis liggen van de ontwikkeling van het BB / SfB-classificatiesysteem waarvan de handleiding in 1990  door de KUL, de UCL en de Regie der Gebouwen uitgegeven wordt.

De Orde is ook actief met haar nieuwe deontologische code in 1983 die onder meer een vorm van reclame toelaat.
Op 28 april van hetzelfde jaar wordt de Nationaal Paritair Comité voor de goedkeuring van Systeembouw geïnstalleerd (voorzien in de richtlijn inzake deontologie van architecten in de industriebouw) door de CNOA en de Unie van systeembouwers.

Eveneens publiceerde de Provinciale Raad van Frans-Brabant van de Orde van Architecten in 1983 haar eerste "Gids voor de jonge architect", die nadien regelmatig zal worden bijgewerkt. Sommige Vlaamse provincies zullen hetzelfde initiatief nemen alvorens de Franstalige gids te vertalen.
Op 8 mei 1984 wordt de "Onderhoudsgids voor Gebouwen" gepresenteerd aan de beroepswereld. Gezamenlijk uitgegeven door de NCOA, CNC, WTCB en NCDAB blijft dit nuttig document, bedoeld voor bouwheren, tot op heden een van de meest verspreide WTCB-publicaties.

In de wereld van informatie wordt het jaar 1983 gekenmerkt door de uitgave van het eerste nummer van "Architecture et Vie / Architectuur en Leven", een tijdschrift dat wordt opgericht, bestuurd en gedragen door Jean-Marie Fauconnier. Deze publicatie, weldra "Arch & Life" genoemd, verspreidt beroepsinformatie waar architecten lang op hebben zitten wachten, maar de moeilijkheden van een onafhankelijke uitgave zullen helaas leiden tot haar ontbinding met een laatste uitgave in december 1996.

Tijdens dit vruchtbare jaar 1983 noteren we ook de organisaite van een FAB-congres in Brussel, een congres van de SAF in Franc-Waret en de oprichting in Gent van de "Stichting Architectuurmuseum" die helaas negen jaar later zal verdwijnen bij gebrek aan financiële middelen. Merk op dat een dergelijk idee niet nieuw was gezien het eerste museum volledig gewijd aan architectuur reeds in 1833 gecreëerd werd door Sir John Soane in Londen.

Maar architecten zijn zich ook bewust van de noodzaak om vragen van het grote publiek te  beantwoorden en nemen proactieve initiatieven op dit gebied: in april 1983 huldigt de Société Royale des Architectes de Verviers et Environs (SRAVE) in Verviers het eerste Bureau d'Information du Public (BIP). Dit initiatief zal een jaar later gevolgd worden door de oprichting van het Maison des Architectes de Charleroi op initiatief van de Association Royale des Architectes de Charleroi (ARAC).


Architecten staan voor nieuwe uitdagingen

Aansluitend op deze zeer actieve jaren zullen helaas nieuwe bedreigingen wegen op het beroep. Het waarschuwingsschot komt in 1985 uit Frankrijk waar ereloonbarema's nu verboden zijn. Door het verlies van dit referentie-instrument dat zich tot het Europese niveau zal uitstrekken, wordt ook een bepaald beeld van het beroep in twijfel getrokken: de architect is voortaan verplicht zijn honoraria te rechtvaardigen en wordt onderworpen aan prijzenconcurrentie.

Naast het probleem van de vergoedingen is ook het ganse beheer van architectenbureaus een probleem zoals het onderzoek van SOBEMAP in 1987 op verzoek van de CNOA zal onthullen: deze studie onthult de dramatische afwezigheid van een echte kostenbeheersing evenals de zeer lage erelonen die architecten meestal ontvangen.

De problemen zijn niet alleen intern voor de architectenbureaus zoals blijkt uit het onderzoek TEST-AANKOOP over architecten, ook gepubliceerd in 1987.
De klanten worden onmiskenbaar kritischer en verwachten kwalitatieve diensten van een bekwame en geïnformeerde professional, terwijl tegelijkertijd de technische eisen complexer worden, met name vanwege de toegenomen aandacht voor de energiebesparingen.

Beroepsinstanties zetten zich daarom in om deze nieuwe uitdagingen aan te gaan. Zo organiseren verschillende Franstalige verenigingen in 1985, op initiatief van het Waalse Gewest en in samenwerking met het WTCB, opleidingsdagen over de nieuwe Waalse isolatieregelgeving K70 en Be500.
Hetzelfde jaar vonden ook de eerste debatten plaats in de beroepswereld omtrent de veiligheid van bouwplaatsen: het gaat nog maar over algemene veiligheidsbeginselen maar de invoering van een Europese richtlijn wordt al geopperd.

Een jaar later werkt de UPA-BUA haar Borderel van Eenheidsprijzen bij en begint het buiten de beperkte ledenkring te verspreiden. Dit document, met zijn regelmatige updates, zal snel een erkend referentiedocument worden in België (vooral nadat de editie van 1990 onder alle architecten in België verspreid werd).

In 1986 wordt ook de FAB - CSTC Technische Commissie opgericht die streeft naar de langverwachte betrokkenheid van architecten bij de activiteiten van WTCB. Het werk van dit veelbelovende initiatief zal helaas worden gehinderd door "politieke" meningsverschillen en deze commissie zal voorlopig "vergeten" worden.

Een ander initiatief van de FAB en haar voorzitter Pierre Sauveur is de lancering op 4 september 1987 van de ASBL "Partenaires de l'Architecture en Belgique" (PAB) bedoeld om de activiteiten van de FAB financieel te ondersteunen.
Op 5 mei 1988 tekent dezelfde FAB-voorzitter bij het bedrijf Wolfgang Verraes het "KwaliteitsCharter" om architecten in staat te stellen te zich te vormen en en te ontwikkelen in de houtbouwmarkt (FULL-CASCO).
Een jaar later volgt ook op zijn initiatief de terugkeer van de FAB naar de UIA na vele jaren afwezigheid.

In 1988 lanceren Cécile Féron (SCAB) en Christian Dubois (UPA) de eerste “Mijn huis, mijn architect”-dagen als onderdeel van het 25-jarig jubileum van de Orde: meer dan 200 architecten nemen deel aan deze actie en stellen een huis dat ze ontwierpen voor aan het publiek.
Het grote publiek is duidelijk geïnteresseerd in architectuur gezien we hetzelfde jaar de eerste programma's kunnen ontdekken die zijn gewijd aan de woningarchitectuur met de BRT-uitzending "Huizen kijken". In dezelfde geest lanceert de Nationale Raad van de Orde een jaar later haar aanbeveling inzake reclame die voor architecten echter te weinig bekend zal blijven en aanleiding zal geven tot verschillende interpretaties tussen de provinciale raden.

Het was tevens in 1989 dat het "Jong Architect Plan" aangekondigs werd, een postgraduaat opleiding van 32 avonden hoofdzakelijk bedoeld voor stagiairs en georganiseerd door de sociale promotieschool van Saint-Luc in Sint-Gillis. Deze cyclus kan helaas slechts drie jaar georganiseerd worden, maar de formule zal door sommige beroepsverenigingen overgenomen worden om uiteindelijk te leiden tot de opleiding die de CNOA vanaf 2000 organiseert.

Laten we wat betreft de vele initiatieven in dit tijdperk ook nog de oprichting vermelden van de Koninklijke Beroepsvereniging van de Belgische Burgerlijk Ingenieurs van de Spoorwegen van de NMBS in 1988 en, een jaar later bij onze buren die van de Orde van Architecten en Raadgevend Ingenieurs van het Groothertogdom Luxemburg.