Naar inhoud

UPA-BUA Union Professionnelle d'Architectes
Beroepsunie Van Architecten

I. Vanaf de oorsprong tot de 20e eeuw

Een beknopte geschiedenis van de Belgische architecten en hun beroepsstructuren

Deel I.

 

De opkomst van de functie en titel van architect

Laten we eerst een sprong in het verre verleden maken om onze oorsprong te ontwaren, want al is het beroep van architect voor sommigen "het oudste beroep ter wereld", toch kan de benoeming met wat meer meer precisie gedateerd worden.

Verwijzend naar "L’histoire de l’architecte" (in dit interessant werk gepubliceerd onder leiding van Louis Callebat vond ik met name informatie over volgende benamingen) is het in de vijfde eeuw voor Christus dat voor het eerst de term 'architecton' in een geschrift van de Griekse historicus Herodotus verschijnt, die de bouwer van het Samos-aquaduct identificeert: Eupalinos van Megara.
Er moet echter worden opgemerkt dat tot het einde van de vierde eeuw voor Christus weinig architecten bekend zijn en weinigen geassocieerd worden met een gebouwd oeuvre dat overigens niet echt wordt beschouwd als esthetisch object (terwijl schilders en beeldhouwers wel erkend worden).

Het loont de moeite op te merken dat in Athene, in 337 voor JC, voor het eerst een registratie verschijnt van architecten als "gemeentelijke ambtenaren": deze voorouders van onze architectenambtenaren kijken al toe op de toepassing van de voorschriften voor wegen en op het onderhoud van openbare gebouwen, maar ze kunnen ook verantwoordelijk zijn voor nieuwbouw.

Dichter bij huis moeten we wachten tot het jaar 1360 om de Italiaanse term "architetto" te zien verschijnen (bij Petrarcus) en het midden van de zestiende eeuw om het concept van architect ontstaan te zien in "Vite de 'più eccelenti pittori, scultori ed architettori " door Giorgio Vasari.

Het eerst bekende voorval in het Frans onder de vorm van "architect" dateert uit 1404 in een prozawerk van Christine de Pisan, en in 1510 verschijnt de term "architect" in Jean le Maire ("Trésor de la langue française").

In Nederland en Vlaanderen komt het woord 'architect' voor bij Pieter Coeke Van Aelst in het eerste Nederlandse architectuurboek in 1539, terwijl pas in 1563 de term in het Engels verschijnt in het eerste in het Engels geschreven architectuurtraktaat door John Shute.

Wat betreft de officiële erkenning van de titel ziet het jaar 1671 in Frankrijk de oprichting door Colbert van de Koninklijke Academie van Bouwkunst (de academies voor schilderkunst en beeldhouwkunst waren al in 1648 opgericht) die de drievoudige functie heeft van doctrine, onderwijs en beheer van koninklijke gebouwen. De leden zijn dan de enige waarvan de titel beschermd is (maar het zal pas in 1730 zijn dat een wekelijkse architectuurcursus in dezelfde academie georganiseerd wordt).

Er moet echter worden opgemerkt dat reeds in 1638 een brevet van “ingénieur du Roi” werd ingesteld en dat in 1676 het "Corps des Ingénieurs du Génie Militaire" werd opgericht door de minister Louvois op aandringen van Sebastien de Prestre de Vauban en Charles Coulomb.
De ingenieurs zullen pas echt "burgers" worden met de oprichting in 1716 van het "Corps des Ponts et Chaussées" en dertig jaar later met de oprichting in Parijs van de "Ecole des Ponts et Chaussées", de eerste instelling waar ingenieurs een eigen opleiding krijgen die echter beperkt is tot "kunstwerken".
De Ecole Centrale des Travaux Publics (toekomstige Ecole Polytechnique) zal pas in 1794 door Gaspart Monge opgericht worden.
In Duitstalige landen zullen technische cursussen over het algemeen worden georganiseerd op technische universiteiten, voornamelijk vanaf het begin van de 19e eeuw.


Architectuur vindt haar weg in ons land

In onze regio's verscheen het officieel kunstonderwijs pas in 1711 met de oprichting van de Academie voor Schone Kunsten in Brussel. Andere vergelijkbare stichtingen zullen dan volgen in Brugge (1720), Gent (1751), Doornik (1757), Kortrijk (1760), Mechelen (1771), Ath (1772), Oudenaarde (1773), Temse (1776), Ieper ( 1778), Luik (1779) en Bergen (1781).

Het architectuuronderwijs moet echter wachten tot 1760 onder impuls van Karel van Lotharingen, de gouverneur-generaal van Nederland, die de bouwrage bezat en klaagde dat hij bekwame architecten kon vinden.
Zes jaar later wordt het architectuuronderwijs voor het eerst opgenomen in het programma van de Academie voor Schone Kunsten in Brussel. Deze leer werd door vele ambachtslieden gevolgd, van wie sommigen architect werden. Vanaf 1815 zal architectuur echter als een apart vak behandeld worden: we zien dan de scheiding tussen architecten en ambachtslieden.

Karel van Lotharingen zal in 1774 in Brussel ook een "Hydraulicaschool" oprichten om ingenieurs aan te werven die tot nu toe alleen waren opgeleid in militaire technieken voor de bouw van vestingwerken en de opmaak van kaarten.
Onder het Nederlandse regime zullen ingenieursstudies georganiseerd worden in onze provincies door de zeer jonge rijksuniversiteiten in Gent (Ponts et Chaussées) en Luik (Mines) en in 1831 zal de nieuwe Belgische staat een “Corps des Mines” oprichten en een “Administration des Ponts et Chaussées”.

Wat later worden deze twee rijksuniversiteiten aangevuld door de Katholieke Universiteit in Mechelen (opgericht in 1834 en overgebracht naar Leuven in 1835) en door de Vrije Universiteit van België (die in 1842 de Vrije Universiteit van Brussel wordt) en vervolgens in 1836 door de Faculté Polytechnique de Mons.
Met het decreet van 1838 dat de "Ecoles spéciales de génie civil" aan de universiteiten van Gent en Luik opricht zijn de studies burgerlijk ingenieurs nu degelijk georganiseerd in ons land.
Merk ook op dat er in 1836 bij de oprichting van de Ecole spéciale de génie civil in Gent een cursus (of sectie) "Civiele architectuur" opgzet wordt, waarvan de inhoud bepaald wordt door een ministerieel besluit. Een andere ministerieel besluit zal de rang van "ingenieur-architect" vastleggen in 1843.


Merk op dat in dezelfde periode in 1835 de "Koninklijke Commissie voor Monumenten" opgericht wordt die verantwoordelijk is voor het onderhoud en de restauratie van openbare monumenten.

 

Wanneer architecten zichzelf beginnen te structureren

Al bestaat de functie en de naam van architect al lang, toch zal het beroep zich pas later beginnen te organiseren.
Het begon in Groot-Brittannië met de oprichting in 1791 van de "Architects 'Club", vervolgens in 1806 met de "London Architectural Society" en ten slotte, in 1834 met de "Royal Institute of British Architects" (RIBA ), deze prestigieuze en nog altijd actieve Engelse vereniging.

In Frankrijk is het in 1840 dat de C Société Centrale des Architectes (SCA) opgericht wordt als tegenwicht voor de Academie en vanaf 1865 zal men de vermenigvuldiging van de architectenverenigingen zien en in 1872 ontstaat zelfs de eerste vakbond van Franse architecten: de Société Nationale des Architectes de France.

De Nieuwe Wereld blijft niet inactief want in 1857 wordt het American Institute of Architects (AIA) in New York opgericht. Een van de oprichters, Richard Morris Hunt, had na zijn studie aan de Ecole des Beaux Arts in Parijs in 1850 een atelier gecreëerd in zijn kantoor in New York, de eerste architectuurschool in de Verenigde Staten.
 

Bij ons moeten we wachten tot 1848 om de oprichting van de Société des Architectes d'Anvers te zien die de KMBA (Koninklijke Maatschappij des Bouwmeesters van Antwerpen) wordt, en om de publicatie te zien verschijnen van de "Journal de l'architecture et des arts relatifs à la construction" (blijkbaar het eerste Belgische architectuurtijdschrift), dat het jaar daarop reeds eisen publiceert met betrekking tot het beroep.
Er dient opgemerkt dat een jaar eerder, in 1847, de Association des Ingénieurs de Liège (AILg) werd opgericht, de oudste ingenieursvereniging die vandaag nog steeds actief is.

In 1872 werd de Société Centrale d'Architecture de Belgique (SCAB) geboren (in de vorm van een vereniging voor wederzijdse samenwerking die tot taak had de waardigheid te waarborgen en het beroep van architect te verdedigen) evenals de Koninklijke Unie van Architecten van Oost-Vlaanderen (URAFO), die later de Koninklijke Vereniging der Bouwmeesters van Oost-Vlaanderen (KVBOV) wordt.

Vanaf dat moment ontstaan er regelmatig verenigingen met bijvoorbeeld de nog steeds actieve Association des Architectes de Liège (ARALg) uit 1891 of, uit 1898, de Association des Architectes de Bruxelles (ARAB) die wat haar betreft zal verdwijnen na de Tweede Wereldoorlog.

Noteer ten slotte dat de eerste internationale vereniging van architecten werd opgericht in 1864: het Comité International des Architectes, dat in 1867 het Comité Permanent International des Architectes (CPIA) werd ent nog 75 jaar zal functioneren om op te gaan in de International Union of Architects.

 


De opleiding van architecten wordt ook gestructureerd

In 1840 komt een eerste diploma van architect tot stand aan de Academie voor Schone Kunsten in Brussel. Beetje bij beetje breidt het cursusprogramma uit: wiskunde, beschrijvende meetkunde, enz.

In Frankrijk werd in 1843 geprobeerd de Ecole Nationale Supérieure des Beaux-Arts (ENSBA) te hervormen. Deze hervorming, geïnspireerd door Viollet-le-Duc, is bedoeld om vertegenwoordigers van de meest moderne beroepsevolutie te introduceren, de plaats van technische kennis opnieuw te beoordelen en een opleiding over de middeleeuwen in te richten. Het protest van het bestaande lerarenkorps verijdelt dit initiatief echter.

Twintig jaar later zien we dat in een van onze scholen voor architectuur technische cursussen verplicht worden, gesanctioneerd met examens en verdeeld over verschillende studiejaren waarin ze uitgediept worden.
In hetzelfde jaar 1863 (waarin de eerste typebestekken voor openbare werken verschijnen) was Gent ook getuige van de oprichting van Sint-Lukas scholen door Baron de Béthune, in reactie op de "antichristelijke principes van de academies" en als voorstander van de renaissance van ambachten zoals in de middeleeuwen. Tegelijkertijd werd de "Gilde van St. Thomas en St. Lukas" opgericht in Maastricht, een beroepsvereniging van architecten die jarenlang een belangrijke factor zal zijn voor de ontwikkeling van neogotische architectuur. Andere Sint-Lukas scholen volgen in een gestaag tempo: Doornik en Rijsel in 1877, Luik in 1880, Molenbeek in 1882, Schaarbeek in 1888, Antwerpen in 1894, Sint-Gillis in 1904, Bergen in 1908, Namen in 1913.

Met de uitbreiding van scholen is er duidelijk het probleem van de harmonisatie van programma's en diploma's en in 1868 uit een groot congres van het tekenkunstonderwijs de wens uit om een architectendiploma in het leven te roepen.
In 1883 introduceerde de SCAB een project ter bescherming van de titel van architect met als doel 'het diploma van architect in te stellen, het verplicht te maken en bijgevolg een architectuurschool te creëren…" terwijl een verzoek betreffende de herziening van het architectuuronderwijs aan de wetgevende kamers voorgelegd wordt.

Tien jaar later, in 1893, zal dezelfde vereniging een ander verzoek indienen voor de herziening van de programma's van de academies en tekenscholen.

Tenslotte, terwijl het architectendiploma in Frankrijk in 1874 bij besluit officieel wordt vastgesteld, moet men in België tot 1896 wachten om het eerste architectendiploma afgeleverd te zien door de Academie van Brussel.

De vervrouwelijking is ook (schoorvoetend) aan de gang sinds de Academie van Brussel in 1889 haar afdeling "Schone Kunsten" openstelt voor vrouwen, die voorheen alleen de sectie "Toegepaste Kunsten" konden bijwonen. Het is een jaar later in 1890 dat een eerste vrouw eindelijk afstudeert als architect, maar het zal niet in België zijn: het is aan de Finse Signe Hornborg (thuis moeten we wachten tot 1930 om een eerste vrouw haar diploma van architect te zien ontvangen) .



Beroepswerking versterkt zich met de komst van de twintigste eeuw

Maar het is duidelijk niet alleen het diploma dat architecten en hun verenigingen interesseert. Ze werken ook aan de verdediging van hun rechten.
In 1886 verwelkomen ze de wet op het auteursrecht en naburige rechten en de Bern Conventie waarin expliciet staat dat architecturale werken auteursrechtelijk beschermd zijn.
De eerste tabel met honoraria lijkt uit hetzelfde jaar te dateren, maar het was pas in 1895 dat in Frankrijk de “Code des Devoirs Professionnels” of "Code Guadet" verschijnt, de eerste deontologische code voor architecten.

Op het vlak van internationale actie moet worden opgemerkt dat in 1895 ook de organisatie van het IVe Internationaal Congres van Architecten in Brussel georganiseerd wordt ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de SCAB. Dit congres brengt 337 architecten, waaronder 153 Belgen, samen en behandelt onderwerpen zoals het diploma, de restauratie van monumenten, het onderwijs en de oprichting van fondsen voor onderlinge verdediging.

Het is dezelfde vereniging die in 1904 het eerste "Congres van Belgische architecten" zal organiseren (het is interessant om op te merken dat dit soort ontmoetingen vanaf dan zeer regelmatig in de verschillende steden van ons land georganiseerd zullen worden tot aan de Tweede Wereldoorlog) en die haar administratie opdroeg de nodige stappen te zetten om een federatie van architectenverenigingen van ons land te organiseren.
Uiteindelijk wordt een jaar later de Federatie van Architectenverenigingen van België (FAB) virtueel wordt opgericht ter gelegenheid van het 2e congres van Belgische architecten in Luik, terwijl de SCAB de "Code des Droits et des Obligations et Barème des honoraires de l'architecte…" (geïnspireerd door de Code Guadet) uitgeeft, een regelgeving die vervolgens in 1907 door de FAB wordt overgenomen.

De oprichting van de FAB weerhoudt echter niet de oprichting van nieuwe verenigingen want in 1905 werd de Société des Architectes du Centre (SAC) geboren in Henegouwen, in 1910 de Koninklijke Bouwmeesterskring van West-Vlaanderen (KBKW), in 1911 de Koninklijke Association Royale des Architectes de Charleroi (ARAC) en in 1912 de Société Royale des Architectes de Verviers et Environs (SRAVE) die ook de nieuwe federatie zullen vervoegen.



De kwestie van de officiële erkenning van het beroep

In het begin van de 20e eeuw begon het beroep van architect in veel Europese landen officieel erkend te worden. Zo worden architecten en burgerlijk ingenieurs al in 1913 officieel erkend door een decreet, terwijl wetten het beroep van architect in Italië bepalen en er een beroepsregister opstellen op basis van een staatsexamen.

De Eerste Wereldoorlog zal uiteraard een rem zetten op deze bezorgdheden, hoewel de gedwongen inactiviteit van architecten benut zal worden om te reflecteren over deze kwesties die aan het einde van het conflict opnieuw opgestart worden.

Zo zal in 1923 het beroep van gereglementeerde architect in Hongarije ontstaan, zal in 1928 een wet de titel van ingenieur-architect in Polen beschermen en zal een jaar later een decreet bepalen dat alleen gekwalificeerde architecten deze functie in Spanje kunnen uitoefenen. In 1930 werd het architectenberoep ook gereguleerd in Griekenland, vervolgens in 1931 in Groot-Brittannië (alleen geregistreerde architecten) en in 1932 in Roemenië.

In Frankrijk zal in 1924 een wet worden aangenomen die de titel van architect beschermt, maar deze zal niet worden toegepast bij gebrek aan overeenstemming van het ganse beroep over zijn definitie.
In hetzelfde jaar wordt bij ons het project ter bescherming van de titel van architect van de SCAB (gelanceerd in 1883) opnieuw hernomen: twee afgevaardigden leggen een wetsvoorstel neer in de Kamer voor het bepalen van een categorie gediplomeerde architecten.
In 1926 diende de rapporteur van de Kamercommissie zijn rapport over dit wetsvoorstel in: het beoogde het diploma te veralgemenen voor iedereen die de cursussen zou volgen van een instelling met een vergelijkbare opleiding als die van de Koninklijke Academie van Brussel. Dit project wordt helaas niet op de agenda van de Kamer gezet.

Het jaar 1927 (dat is het jaar van de lancering van de Van De Ven-prijs, georganiseerd tot 1968) ziet de oprichting van de nieuwe kunstacademie van La Cambre door Van de Velde. Bouw, weerstand, technologie, hygiëne en bouwvoorschriften worden als voorafgaande kennis beschouwd: men komt er alleen om architectuur te leren. Door deze oprichting heeft elk van de drie grote politieke stromingen in ons land nu een eigen netwerk voor architectuuronderwijs.
De architecten Verbruggen, Pompe en Hoeben zijn echter van mening dat het om de graad van een architect serieus te nemen noodzakelijk is om de leer van de architectuur te organiseren en te verenigen: zij stellen daarom een plan op voor de organisatie van dit onderwijs. Dit project wordt tegengewerkt door de Algemene Vereniging van architectuurstudenten van de Academie voor Schone Kunsten in Brussel (met Victor Horta in de hoofdrol) en de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen.